Onbekende druivenrassen: Italië heeft er vele!
Italiaanse wijnen van onbekende druivenrassen: Italië is gezegend met een enorme variëteit aan druivenrassen en heeft zelfs het grootste aantal druivenrassen van de wereld! Italië is dus niet alleen één van de grootste wijnlanden maar heeft ook het grootste aantal – maar liefst 500 – autochtone druivenrassen. De wijnbijbel van Jancis Robinson houdt het overigens bij 377 verschillende variëteiten. Wat maakt Italiaanse wijnen zo onderscheidend? De grootste onderscheidende factoren zijn de geografische ligging verbonden aan de autochtone druiven in combinatie met het klimaat – ‘terroir’ genoemd. Kortom: plaats (bodem), druif en klimaat. En daarbij is natuurlijk van belang: de hulp van de wijnmaker. Van de Alpen en Dolomieten tot de Apennijnen, van de glooiende vlaktes in de Piëmonte tot de noordhellingen van de Etna. Elke wijngaard heeft zijn eigenheid. Elke wijn een eigen verhaal. Maar welke druivenrassen zijn in Italië het meest aangeplant? De druif sangiovese en dat is niet echt een verrassing, maar ook de cataratto uit Sicilië is een goede 2e en toch bij ons niet zo bekend…Daarom stellen deze onbekende – veel aangeplante rassen – stellen zich hier aan u voor:
Gebied Alto Adige – druif lagrein (rood)
Lagrein is een blauw druivenras uit Zuid-Tirol / Alto Adige. Een kruising van teroldego en een onbekend druivenras (waarschijnlijk schiava) en heeft een warme helling nodig. De lagrein wordt vaak geblend met schiava maar is solo ook heel gewild. Er is genetische verwantschap met syrah. De lagrein geeft donker gekleurde Italiaanse wijnen, intens fruitig met niet extreem veel tannine maar kunnen soms wel rustiek of robuust uit de hoek komen. Heeft soms een lichte jodiumtoon maar een goede opvoeding geeft fluweelzacht pruimenfruit. Bekijk hier de Lagrein van Kurtatsch.
Gebied Friuli – druif vitovska (wit)
De vitovska maakt zeldzame maar hoge kwaliteitswijnen aan de grens van Slovenië rondom Triëst. Dit witte druivenras is ooit ontstaan door een kruising met malvasia en prosecco. De vitovska was de vorige eeuw bijna helemaal verdwenen maar gered door onder andere wijnmaker Edi Kante in de jaren ’80. De druif vaart wel bij lang skin-contact (inweking). Geeft stevige Italiaanse wijnen. De aroma’s zijn friszuur met kweepeer, salie en hooitonen, erg bijzonder! Bekijk hier de Vitovska van Edi Kante.
Gebied Piëmonte – druif arneis (wit)
Ook wel Nebbiolo Bianco genoemd, komt voor in Piëmonte en een beetje in Ligurië en Sardinië, is een oud ras, gevoelig voor schimmels en verdween in de jaren 70. Werd aanvankelijk rondom de nebbiolo wijngaarden geplant om de vogels aan te trekken. Een aantal Barolo producenten (waaronder Bruno Giacosa) heeft de druif gered van uitsterven. De wijn is subtiel, geurig, zacht met relatief weinig zuren. Heeft aroma’s van rijpe peer, wordt jong gedronken. Bekijk hier de Roero Arneis van Cornarea.
Gebied Veneto – druif tai rosso (rood)
De druif tai rosso heeft meerderde synoniemen. Ooit heette hij tocai rosso, maar die titel heeft Hongarije geclaimd in 2007, dus dat kon niet meer in Italië. De tai rosso is gelijk aan garnacha en cannonau, maar in Veneto vind je hem onder deze naam. De wijnen zijn mild van tannine en lichtvoetig, met lichtrood kersen- en frambozenfruit en lichte kruiderij. Drink de wijn licht gekoeld. Bekijk hier de Tai Rosso Riveselle van Piovene Porto Godi.
Gebried Umbrië – druiven grechetto bianco en procanico (wit)
De grechetto bianco (of grechetto di orvieto) is het belangrijkste en tweede meest aangeplant witte ras in Umbrië. De bekendste appellatie voor witte wijn in Umbrië – Orvieto – is voor een groot deel gebaseerd op grechetto bianco en heel vaak samen met procanico (trebbiano toscano) geblend. De Italiaanse wijnen van de grechetto hebben een frisse kruidigheid; amandelbitter (structuur) en citrustoetsen (frisheid) en de druif geeft veel kleur. Bekijk hier de Orvieto Classico Terre Vineate van Palazzone.
Gebied Abruzzen – druif cannonau (rood)
De druif cannonau komt veel voor in Sardinië en in Abruzzen. In Frankrijk heet de cannonau grenache. De cannonau rijpt laat en heeft mediterrane warmte nodig. De druif geeft jammig rood fruit, milde zuren en de tannines zijn verwaarloosbaar. Daarom is de druif goed voor zoete wijnen te gebruiken. Men laat de druiven indrogen en krijgt geconcentreerd sap met een hoog suikergehalte. In de smaak verse aardbeien, frambozen en vijgen. Bekijk hier de Passito Plaisir Rosso van Zaccagnini.
Gebied Campanië – druiven fiano, falanghina, greco di tufo, caprettone (wit)
De fiano, wordt geplant rond de stad Avellino, ten oosten van Napels. In de jaren ’40 heeft de producent Mastroberardino de druif gered van uitroeiing. De druif fiano geeft fruitige aroma’s met fijne kruiden. De rendementen zijn laag – de trossen zijn klein – om een goede karaktervolle wijn te produceren. De smaak is complex, peer, rijpe appel, vulkanisch rokerig. De druif falanghina staat op de vulkanische hellingen ten noorden en westen van Napels (Campi Flegrei) en is samen met de greco di tufo één van de oudste rassen van Campanië. De falanghina geeft opvallend frisse en levendige wijnen. Er bestaan twee duidelijk verschillende biotypes van de falanghina: de mascolino en de verace. Deze laatste is het meest aangeplant. De druif greco of greco di tufo heeft meerdere synoniemen: asprinio en greco del vesuvio. De druif is al door de Grieken geïntroduceerd rond 800 voor Christus. Het ras levert frisse en strakke witte wijnen op met aroma’s en smaken van witte perzik en peer, ziltig en in de afdronk fris citrusfruit. De druif caprettone of coda di volpe bianca (de vorm van de druiventros lijkt op een vossenstaart) heeft een laag zuurgehalte, wordt veel gebruikt in blends van de Lacryma Christi wijnen. Typische aroma’s zijn fruit (citrus en tropisch) en zoete kruiden met redelijk lage zuren. Bekijk hier de wijnen van Campanië van Russo Taurasi.
Gebied Campanië – druiven aglianico en piedirosso (rood)
De druif aglianico, is één van de belangrijkste rode druivenrassen in Zuid-Italië en men zegt dat de aglianico verwant is aan de nebbiolo uit Piëmonte. Op de vruchtbare vulkanische bodem geeft de druif de beste resultaten. Het is een erg late rijper – men oogst vaak pas in november. Het typische karakter is wijn met krachtige tannines en een flinke zuurgraad waardoor de wijnen tijd nodig hebben en goed kunnen ouderen. Het geheim van goede aglianico druiven? Een perfecte rijpheid door voldoende hoge temperaturen en genoeg zonlicht, met een behoud van frisse zuren en een krokant karakter door afkoeling in de nacht. De piedirosso, nog zo’n oude druif. De naam piedirosso verwijst naar de steeltjes die rood kleuren als de druif oogstklaar is. De druif geeft fris sappig roodfruit, kersen en pruimen (zoals de gamay druif – Beaujolaisachtig fruit). Je ziet de piedirosso zelden solo, meestal als blendpartner. Bekijk hier de wijnen van Campanië van Russo Taurasi.
Gebied Puglia – druiven minutolo (wit) en nero di troia (rood)
De Minutolo – ook wel fiano aromatico of greco aromatico genoemd. De minutolo is genetisch verwant aan de muscat wat je zeker kan merken want de druif heeft veel geurig geel fruit en kruidige aroma’s. De druif komt vrijwel alleen in Puglia voor rondom Castel del Monte in het noorden. De nero di troia voorheen bekend als uva di troia komt voor in het noorden van Puglia in de provincie Foggia rond het stadje Troia waar hij goed gedijt op een kalkplateau bodem. Het wordt tegenwoordig een van de veelbelovendste rassen van Puglia genoemd, waarschijnlijk om zijn frisse zuurgraad en krachtige tanninestructuur. Geeft donker gekleurde Italiaanse wijnen met aroma’s van viooltjes, kersen en bramen. Bekijk hier de Minutolo l’Insolito van Michele Biancardi.
Gebied Sicilië – druiven cataratto en carricante (wit)
De cataratto bianco, deze druif komt al sinds 1696 voor op Sicilië en is verre familie van de garganega. Hoewel de cataratto op meerdere plaatsen wordt aangeplant doet de druif het erg goed op de noordhelling van de Etna en zeker in combinatie met viognier! De wijnen zijn fris, krokant en met voldoende zuren. De carricante, komt ook vooral voor op de noordhellingen van de Etna, waar hij zeer hoog staat aangeplant tussen de 700 en de 1100 meter. Een wijn met 100% carricante kan buitengewoon aantrekkelijk zijn door de aroma’s van sinasappelbloesem, anijs en zalvend wit fruit. Door de mooie zuurgraad en compacte structuur kunnen de Italiaanse wijnen goed ouderen. Bekijk hier de Barbazzale Bianco van Cottanera.
Gebied Sicilië – druiven nerello mascalese en nerello capuccio (rood)
De nerello is een autochtoon ras aangeplant op de zwart vulkanische bodem van de Etna. Van de twee nerello’s is de nerello mascalese de druif met de meeste verfijning. De mascalese rijpt laat en zeker als deze op de hoge helling is geplant (1200 m). Het karakter van de druif wordt vaak vergeleken het karakter van de pinot noir. Beide druiven geven Italiaanse wijnen die licht gekleurd zijn en de frisse aciditeit wordt bij beide ondersteund door zacht aardbeienfruit. Bekijk hier de wijnen van Sicilië (Etna) van Cottanera.